Onze historie

Dorpssmid Pieter van Onselen (1884 – 1961) van de ‘s-Gravenzandse Achterweg had een probleem. Geen van zijn vier zonen wilde zijn toch echt wel goedlopende zaak overnemen. Ze hadden allemaal ander interesses. Neem nou zijn zoon Arie (1921 – 1992). Die ging liever werken bij verschillende tuinders in de omtrek dan in zijn vaders smederij. En toen hij wat ouder werd voor vast bij zijn oom Adolf (1876 – 1957), de broer van Pieter. Vanaf dat moment was die jongen elke dag te vinden op de Lange Stukken ZZ (zuidzijde), net buiten de stad. Werken in de tuin was zijn lust en zijn leven. Pieter van Onselen zag het er nog van komen dat die jongen die tuin nog eens zou overnemen van Dolf, die zelf geen kinderen had. En inderdaad, dat gebeurde. In 1945 schreef Arie zich in bij de Kamer van Koophandel als zelfstandig tuinder. Nu was hij de rechtmatige eigenaar van een tuin ter grootte van ruim 1 ha waar een warenhuis op stond van 55 roe (770 m2) met een goothoogte van 1 meter 80. Dat warenhuis was voorzien van een ijzeren onderbouw en had houten, losse ramen op het dek.

Hard werken!

Het was een heel karwei als er een ‘luggie’ moest worden gezet, want elk luchtraam moest afzonderlijk met een eigen steekijzer worden bediend. Naast dat warenhuis bezat Arie nog drie druivenkassen van elk 20 roe (1 roe is 14m2), plus 640 roe open grond. Daar teelde hij vroege aardappelen, bloemkool, tuin- en sperziebonen, nero (schorseneren), spruiten en prei. Hij trof het niet in zijn eerste jaar als zelfstandige. De winter van 1946–1947 was de koudste winter in Nederland sinds 1789, terwijl de daaropvolgende zomer van 1947 de boeken is ingegaan als een van de warmste en droogste van de 20ste eeuw. Zijn verdiensten in zijn startjaar waren dan ook aan de magere kant: 2.600 gulden en daar moesten al zijn kosten nog vanaf. Met hard werken en goede oogsten redde hij het en boerde in de daaropvolgende jaren zo goed, dat hij van zijn gespaarde geld er in 1955 een tweedehands warenhuis bij kon laten bouwen van 50 roe. In zijn warenhuizen werden in de winter sla, andijvie en bospeen geteeld en ‘s zomers tomaten.

Het oogsten van die peen werd ieder jaar aangenomen door twee broers Storm uit Monster. Verder werkte Arie voornamelijk alleen, al liet hij voor het omspitten van een warenhuis altijd wel een onderaannemer langskomen. Ook bij de krent huurde hij hulp in. Vlijtige vrouwenhanden die in zijn druivenserres de trossen van het ras Alicante zo mooi mogelijk maakten. Al vanaf hun prille jeugd werden zonen Piet (1950) en Jan (1952) ingezet in drukke tijden. “Riep vader ons om half vier, gingen we naar de tuin om vier uur. Dan begonnen we om half vijf ‘s ochtends met bloemkool kappen. Ik sneed wel eens in mijn vinger ja, maar dan lag er om acht uur een schuit vol. Daar waren we dan best wel trots op.”